geschiedenis
In 1928 besloot de gemeente Den Haag de Petroleumhaven in Laakhaven aan te leggen, zodat er een einde kwam aan de onveilige situatie van olieopslag in de binnenstad. In de directe omgeving van de haven en ook langs de nabij gelegen Calandkade vestigden zich vervolgens diverse oliebedrijven.
Eén van de eerste bedrijven die zich hier vestigden was de Bataafse Petroleum Maatschappij, later werd dit Shell. In 1929 werden plannen bij de gemeente ingediend om aan de kade een grote centrale werkplaats en een magazijn te bouwen, waar het sterk groeiende arsenaal aan benzinepompen en het eigen wagenpark, zoals tankauto’s, vliegveld- en stookoliewagens, konden worden onderhouden.
Vanuit bouwkundig oogpunt zijn de open structuur, de grote hal met geschakelde sheddaken bestaande uit een geklonken metalen constructie met cassettevormige betonnen dakplaten, een voor die tijd nog nieuw fenomeen, kenmerkend voor het gebouw. Het ontwerp is van de architect J.D. Postma, een architectenbureau dat zich na de oorlog ontwikkelde tot één van de grootste bureaus in Nederland, gespecialiseerd in industriële complexen.
Het gebouw markeert de overgang van de Bataafse Petroleum Maatschappij naar de nog steeds in en om Den Haag gevestigde multinational Shell.
Zowel de SHIE (Stichting Haags Cultureel Erfgoed) als het Monumenten Platform zijn unaniem in hun oordeel dat het pand van grote betekenis is als Haags industrieel erfgoed en dat het cultuurhistorische waarde bezit.
Onderzoek naar de geschiedenis van Maakhaven is gedaan door SHIE. De tekst van dit artikel is grotendeels overgenomen en/of herschreven uit hun uitgave Haagvaarder 80